DE ADVOCAAT (VII)

De advocaat en ethiek

De bekende jurist Pitlo (A. Pitlo, Evolutie in het privaatrecht, Groningen: H.D. Tjeenk Willink 1972, p. 102) spreekt ten aanzien van bepaalde advocaten over het ‘half-intellect’ dat zich door geleerddoenerij tegenover de massa staande moet zien te houden. De publicaties die uitermate kritisch zijn over advocaten zijn van alle tijden en de eerste dateren al van voor het oude Rome. In dit verband moet ook François Rabelais (1494-1553) worden vermeld en (min of meer op zijn voetspoor) Honoré Daumier (1808-1879). De spotprenten van Daumier in de serie ‘Les gens de justice’ zijn alom bekend.

Een advocaat heeft een bepaalde expertise (kennis en ervaring) met behulp waarvan hij diensten aan een cliënt verleent. Dat hij daarbij de nodige zorg moet betrachten wordt algemeen en zonder voorbehoud aangenomen, ongeacht of dat in concrete gevallen in wet- en regelgeving is gestipuleerd. Kennelijk is de gedachte dat als het iemands taak is een ander (een cliënt) te bedienen, terwijl hij zich door zijn expertise niet in een gelijke positie als die persoon bevindt, hij dus gehouden is zorgvuldig met de belangen van die ander om te gaan. Deze notie is zo vanzelfsprekend dat het zelfs vreemd aandoet om die zo onder woorden te brengen. Het is de figuurlijke open deur.

Een advocaat heeft een voorbeeldfunctie. Hij is een maatschappelijke leider. Onder een ‘leider’ versta ik iedere persoon die met zijn gedrag of zijn uitingen of uitlatingen invloed heeft op zijn omgeving. Een heel ruim begrip dus. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook politici, bankiers, rechters, vakbondsbestuurders en kunstenaars, maar ook leerkrachten, sportinstructeurs en ouders.

De advocaat neemt een bijzondere positie in (klik hier voor een nadere uiteenzetting). Aan hem worden hoge eisen gesteld wat betreft onder meer deskundigheid en integriteit. En vanwege zijn bijzondere positie komt aan hem een met zijn geheimhoudingsplicht samenhangend functioneel of professioneel verschoningsrecht toe (art. 144 lid 2 sub b WvBRv Curaçao en art. 252 WvSv Curaçao). Waar anderen gehouden zijn te spreken, mag en veelal moet de advocaat zwijgen.

Waar het gaat om de behartiging van de belangen van zijn cliënt komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe, ook in wat hij zegt en hoe hij dat zegt. Hij mag zich echter niet onnodig grievend of krenkend uitlaten, hetgeen ook geldt in relatie tot rechters. Onderdeel van de advocateneed is dat de advocaat zweert of belooft eerbied voor de rechterlijke autoriteiten te zullen hebben (art. 3 lid 2 Advocatenlandsverordening 1959).

Een advocaat die (in overleg met zijn cliënt) de publiciteit zoekt om zich in kritische zin over bijvoorbeeld de uitkomst van een procedure uit te laten, zal zich de vraag moeten stellen met welk doel hij dat doet. Wil hij een in zijn ogen rechterlijke misslag aan de kaak stellen? Wil hij waarschuwen tegen ontwikkelingen die hij ziet als een bedreiging voor de rechtsstaat? Of zoekt hij bijvoorbeeld de publiciteit op om de frustraties van zijn cliënt te ventileren? Het doel, indien gerechtvaardigd, kan mede bepalend zijn voor de inhoud van de uitlatingen en de wijze waarop die worden gedaan.

Vervolgens moet de advocaat stilstaan bij de vraag wie zijn opponent is in die publieke discussie. Het maakt verschil of die opponent een politicus of een rechter is. Een politicus moet zich, kort gezegd, behoorlijk wat meer laten welgevallen dan een rechter, omdat een politicus een ‘publieke’ figuur is en ook aanzienlijk meer mogelijkheden heeft om zich publiekelijk te verdedigen. Uiteraard mag een advocaat een vonnis publiekelijk bekritiseren, zelfs ernstig bekritiseren, maar enerzijds mag hij zijn opponent (de rechter) niet onnodig krenken, terwijl hij zich anderzijds vanwege zijn voorbeeldfunctie ook moet afvragen wat het mogelijke effect is van zijn woorden op het bredere publiek. Hij moet zich dan ook proberen te gedragen als een deugdzaam leider.

Tot slot nog een voorbeeld. Een advocaat die een zwakke zaak heeft kan twee dingen doen: trachten tot een schikking te komen of het toch op een procedure laten aankomen, misschien in de hoop dat zijn cliënt een langere adem heeft dan de wederpartij. De zorg voor de eigen cliënt (en tot op zekere hoogte die voor de wederpartij) zou de advocaat wel eens kunnen dwingen om te trachten een schikking te bereiken, hoewel hij zelf (al dan niet vanwege welbegrepen financieel eigenbelang) liever zou procederen. Door het belang van de cliënt zwaarder te laten wegen handelt hij in overeenstemming met hetgeen er maatschappelijk van hem wordt verwacht. Wanneer dat het richtsnoer van velen is, mag worden aangenomen dat de samenleving er als geheel minder onrechtvaardig door wordt. Verdedigd kan worden dat het zijn van professional een dergelijke verantwoordelijkheid met zich brengt.

Karel Frielink

(24 juli 2013)
.

Comments are closed.