VEREENZELVIGING IN HET RECHTSPERSONENRECHT

Alleen in zeer uitzonderlijke situaties

Bij misbruik van rechtspersoonlijkheid kan door de rechtspersoon worden heengekeken. Misbruik van identiteitsverschil tussen twee rechtspersonen is in de regel aan te merken als een onrechtmatige daad. Voor de toewijzing van een op dit leerstuk gebaseerde vordering moet dan ook aan alle elementen van een onrechtmatige daad zijn voldaan. Bij vereenzelviging worden twee of meer rechtspersonen als één rechtseenheid aangemerkt, in die zin, dat zij in gelijke mate (hoofdelijk) zijn verbonden voor dezelfde handelingen en verbintenissen. Overigens is, zoals hierna zal blijken, ook denkbaar dat een natuurlijke persoon met een rechtspersoon wordt vereenzelvigd. Zie verder mijn noot bij Gerecht in Eerste Aanleg Sint Maarten 8 februari 2011, Caribisch Juristenblad 2 (2011), blz. 116-125 (Workers Institute/Simpson Bay Resort).

Op 7 oktober 2016 wees de Hoge Raad arrest in een kwestie die in St. Maarten speelde (ECLI:NL:HR:2016:2285). De feiten zijn – samengevat – als volgt. Een zekere M was als financial controller werkzaam bij Resort of the World. Een aan laatstgenoemde vennootschap gelieerde vennootschap ontwikkelde een vastgoedproject en M kreeg de gelegenheid tegen een gunstige prijs een villa in dit project te verwerven. Tussen hem en de vennootschap is op 13 januari 2005 een koopovereenkomst gesloten. Op 15 augustus 2005 werd een stichting particulier fonds (SPF) opgericht. Bij notariële akte van 19 oktober 2005 heeft de vennootschap (een recht van erfpacht op een perceel met daarop) de villa overgedragen aan de SPF (en dus niet aan M, met wie de koopovereenkomst was gesloten). M werd daarna de enig bestuurder van de SPF. M en zijn echtgenote hebben in de villa gewoond, de rentelasten in verband met een hypotheek zijn als aftrekpost in de aangifte inkomstenbelasting van M opgenomen, en M heeft diverse andere kosten voor zijn rekening genomen (verzekerings- en onderhoudslasten).

Op 9 november 2011 is M door Resort of the World op staande voet ontslagen. Met ingang van 16 november 2011 is niet langer M maar een zekere VdB enig bestuurder van de SPF. Resort of the World heeft een vordering tot schadevergoeding ingesteld tegen M, diens echtgenote en de SPF. Alleen M is in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld tot een bedrag in hoofdsom van ruim US$ 1,2 miljoen. Resort of the World heeft beroep in cassatie ingesteld, met onder andere de stelling dat M en de SPF moeten worden vereenzelvigd.

De Hoge Raad overweegt (waarbij voor de leesbaarheid de verwijzingen naar partijen met het voorgaande in overeenstemming is gebracht):

In het Rainbow-arrest is overwogen (rov. 3.5) dat door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen, en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Voorts, dat het maken van zodanig misbruik in de regel zal moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal, zo leert het arrest, dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, doch ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf. Vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen kan, in uitzonderlijke omstandigheden, de meest aangewezen vorm van redres zijn. Maar indien een op benadeling van een bepaalde crediteur gerichte handelwijze onrechtmatig is jegens deze crediteur, brengt de verplichting de daardoor aangerichte schade te vergoeden niet mee dat de omvang van deze schade zonder meer gelijk is aan het bedrag van de vordering waarvan men het verhaal wilde verijdelen. In een dergelijk geval is vereenzelviging een vorm van redres die te ver gaat.

3.5.3

Het oordeel van het hof dat vereenzelviging van de SPF met M in de onderhavige situatie een vorm van redres is die te ver gaat, geeft in het licht van de in het Rainbow-arrest neergelegde regels geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De in het onderdeel ingeroepen omstandigheid dat de SPF, anders dan bij de betrokken rechtspersoon in de zaak van het Rainbow-arrest het geval was, geen activiteiten ontwikkelt en (daardoor) derden bij vereenzelviging van de SPF met M niet geschaad worden, levert niet een uitzonderlijke omstandigheid op als in het Rainbow-arrest bedoeld. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat Resort of the World zich op geen enkel ander vermogensbestanddeel van M dan de in de SPF ondergebrachte villa kan verhalen. Bovendien staat het in het onderdeel verdedigde standpunt op gespannen voet met de doelstellingen van de invoering van de stichting particulier fonds.

De Hoge Raad laat het oordeel van het Hof op dit punt dan ook in stand. Het Hof had verder geoordeeld dat van onrechtmatig profiteren door M en de SPF van het identiteitsverschil tussen beiden geen sprake is. De Hoge Raad oordeelt kritisch over deze conclusie:

3.6.2
De onderdelen klagen terecht dat het bestreden oordeel onbegrijpelijk is in het licht van de meerbedoelde feiten en omstandigheden, die door Resort of the World in feitelijke aanleg zijn aangevoerd en door het hof niet onjuist zijn bevonden, zodat van de juistheid daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Dat geldt in het bijzonder voor de omstandigheden dat de villa om niet aan de SPF is overgedragen, dat dit is geschied op een moment dat M al ernstig rekening diende te houden met de mogelijkheid dat zijn, ten tijde van de oprichting van de SPF reeds gaande zijnde, fraude zou worden ontdekt en tot een aanzienlijke claim van Resort of the World op hem zou leiden en dat M de woonlasten is blijven betalen. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen dat Resort of the World de gestelde onrechtmatigheid mede heeft gebaseerd op de stelling dat M zijn fraude heeft voortgezet in de wetenschap dat de door hem verworven en bewoonde villa veilig was voor verhaal door Resort of the World. (…)

Voor het antwoord op de vraag onder welke omstandigheden een onrechtmatig handelen of nalaten van personen door wie de rechtspersoon aan het rechtsverkeer deelneemt, als eigen onrechtmatig handelen aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is beslissend of dat handelen of nalaten in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als handelen of nalaten van de rechtspersoon zelf (vgl. HR 6 april 1979, ECLI:NL:HR:1979:AH8595, NJ 1980/34 (Kleuterschool Babbel)). Dat geldt voor gedragingen van een bestuurder, maar de formele hoedanigheid van de handelende persoon is niet beslissend voor de toerekeningsvraag. Indien, zoals hier veronderstellenderwijs moet worden aangenomen, M de volledige zeggenschap over de SPF had, ook in de periodes dat hij geen bestuurder was, en dat hij haar ‘ultimate beneficiary’ is, is in beginsel aan de aan te leggen maatstaf voldaan. Dat het hier om een aansprakelijkheidskwestie gaat, doet daaraan niet af, zoals ook blijkt uit rov. 3.6 van HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT6018, NJ 2007/231.

De Hoge Raad vernietigt het vonnis en verwijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Karel Frielink
(21 oktober 2016)

.

Comments are closed.