EFFECTENBEMIDDELING EN VERMOGENSBEHEER

Nieuwe wet treedt binnenkort in werking

Op korte termijn treedt in Curaçao de Landsverordening toezicht effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders  (Ltev) in werking. De wet verbiedt het in of vanuit Curaçao optreden als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder zonder voorafgaande vergunning van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS; art. 7 Ltev).

Blijkens de Memorie van Toelichting heeft de Ltev primair tot doel een toezichtregime te introduceren voor bemiddelaars in het effectenverkeer en beheerders van vermogen teneinde de werking van de financiële markten inclusief de kapitaalmarkten in Curaçao naar een volgend niveau te tillen en om de positie van de (potentiële) beleggers op die markten verder te beschermen tegen risico’s.

Het verbod is niet van toepassing op een kredietinstelling, verzekeraar, beleggingsinstelling, administrateur en verlener van beheersdiensten die beschikt over een vergunning als bedoeld in respektievelijk artikel 2 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen, artikel 9 van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf 1994, artikel 3 van de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs en artikel 2 van de Landsverordening toezicht trustwezen, voor zover het optreden als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder ingevolge die vergunning niet is verboden of beperkt (art. 8 lid 1 Ltev). Deze instellingen moeten zich wel binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de wet bij de CBCS melden (art. 127 lid 4 Ltev).

Een onderneming of instelling die op de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening werkzaamheden verricht die onder de werking van deze landsverordening vallen, kan binnen een jaar na deze datum bij de CBCS een aanvraag tot afgifte van een vergunning indienen met inachtneming van de daarvoor geldende vereisten. Op deze ondernemingen en instellingen is het verbod van artikel 7 Ltev gedurende het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van de landsverordening niet van toepassing. Is binnen het eerste jaar een vergunningaanvraag bij de CBCS ingediend, dan is het verbod niet van toepassing tot het moment waarop de CBCS op de aanvraag heeft beslist (art. 127 leden 1 en 2 Ltev).

Het verbod geldt ook voor instellingen buiten Curaçao. Om vast te stellen of sprake is van het verrichten van de genoemde activiteiten vanuit het buitenland in Curaçao, is blijkens de Memorie van Toelichting relevant of de buitenlandse instelling zich, via internet, telefoon, televisie, fax, kranten, tijdschriften, direct mail, folders of andere elektronische of papieren communicatiemiddelen, richt op inwoners van Curaçao. Of dit het geval is wordt van geval tot geval beoordeeld, waarbij onder meer de volgende indicatoren (in onderling verband) een rol (kunnen) spelen:

  • het gebruik van Papiamento, Engels of Nederlands als voertaal;
  • de normale doelgroep van de gebruikte communicatiemiddelen bestaat onder meer uit inwoners van Curaçao;
  • adressering van de gebruikte communicatiemiddelen (bijvoorbeeld bij direct mail) aan inwoners van Curaçao;
  • informatieverschaffing over Curaçao, bijvoorbeeld verwijzingen naar of informatieverschaffing over de wetgeving van Curaçao, het fiscale regime van Curaçao of een buitenlands fiscaal regime vis-à-vis Curaçao;
  • vermelding van aanspreekpunten in Curaçao.

In de MvT staat verder dat het in beginsel dus gaat om een zekere mate van directe of indirecte actieve gerichtheid op inwoners van Curaçao van de zijde van de buitenlandse instelling:

Er geldt echter geen absoluut verbod om diensten te verlenen aan inwoners van Curaçao. Indien het initiatief volledig uitgaat van de (potentiële) cliënt zijnde een inwoner van Curaçao als gevolg waarvan een overeenkomst tot stand komt, dan valt dit in beginsel niet onder de reikwijdte van het verbod (initiative test). Voorwaarde is vanzelfsprekend wel dat activiteiten van de instelling op elk moment een passief karakter hebben. Indien meer dan incidenteel sprake is van de feitelijke totstandkoming van overeenkomsten met inwoners van Curaçao, dan zal dit een indicatie zijn dat de instelling zich mede richt tot inwoners van Curaçao. De verbodsbepalingen zijn ruim geformuleerd, opdat op een effectieve manier toezicht kan worden gehouden, ongeacht de wijze waarop de instelling haar activiteiten heeft georganiseerd. Tevens wordt hiermee voorkomen dat in de praktijk onduidelijkheid zou kunnen ontstaan over de reikwijdte van de verbodsbepalingen.

De CBCS kan aan buitenlandse effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders ontheffing van het verbod verlenen indien de aanvrager zetel heeft in een door de CBCS aan te wijzen land waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen (art. 12 lid 1 Ltev).

De inhoud van de Ltev heeft als uitgangspunt dat bepaalde internationaal vereiste minimumeisen aan effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders worden gesteld met het oog op een adequate werking van de financiële markten inclusief de bescherming van de belegger. Het toezicht door de CBCS zal erop gericht zijn dat de belegger op basis van juiste en voldoende informatie besluiten kan nemen. Het is niet bekend of en in welke mate de bestaande (niet gereguleerde) aanbieders van deze diensten reeds aan de minimumeisen voldoen.

Karel Frielink
(29 december 2016)

.

Comments are closed.