ONTEVREDEN OVER HET PLEIDOOI MAAR TOCH MOETEN BETALEN

Met horten en stoten voorlezen van de pleitnota

Een ontevreden cliënt weigerde de declaratie van zijn advocaat te voldoen, omdat hij vond dat zijn advocaat hem in een hoger beroep niet naar behoren had bijgestaan. Het advocatenkantoor spant een procedure aan en de cliënt wordt veroordeeld tot betaling van de declaratie.

De Rechtbank Rotterdam overwoog in haar vonnis van 20 september 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:7290) dat vast staat dat gedaagde (de cliënt) tegenover een kantoorgenoot van de advocaat die hem had bijgestaan in hoger beroep in het faillissement, in algemene bewoordingen zijn ongenoegen heeft geuit over het optreden ter zitting van diens kantoorgenoot. Daarmee heeft gedaagde volgens de Rechtbank tijdig geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW (gelet op de verhouding tussen partijen was een schriftelijke klacht niet nodig).

Verder overweegt de Rechtbank dat op een advocaat geen resultaatsverbintenis rust en vervolgt:

Dat het betoog niet succesvol was is dus niet voldoende. Anders dan gedaagde is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande er niet zonder meer toe leidt dat eiseres haar declaratie uit zichzelf had moeten aanpassen; immers het met horten en stoten voorlezen van de pleitnota betekent nog niet dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat niet is gehandeld als een redelijk bekwaam en zorgvuldig advocaat en dat daardoor de belangen van gedaagde zodanig zijn geschaad dat sprake kan zijn van een toerekenbare tekortkoming van eiseres.

In het boek ‘Twee Curaçaose Meesters’ (2011) heb ik een paragraaf gewijd aan de advocaat als redenaar. Die paragraaf volgt hieronder als afsluiting van dit stukje:

De advocaat als redenaar

De advocaat als redenaar is een gevoelig onderwerp. Menig cliënt zal met kromme tenen of met een diep gevoel van plaatsvervangende schaamte hebben geluisterd naar zijn eigen advocaat, of (als hij geluk heeft) naar die van zijn wederpartij, op het moment suprême waarop een toch zo zorgvuldig voorbereide pleitnota droog en hakkelend, of op zijn minst weinig inspirerend werd voorgelezen. En wie pech heeft krijgt te maken met een ‘voorleesadvocaat’ die soms wel dertig of meer pagina’s heeft te gaan. En dat terwijl de eerste Romeinse advocaten rhetorici waren: redenaars die stilistisch uitblonken en zorgden voor een inkleding van hun betoog op een wijze die bij het publiek in de smaak viel (elocutio). In die tijd had, meer dan heden ten dage, de ontroering de kracht om te overtuigen, ook in rechte. De logica speelde daarbij geen op de voorgrond staande rol.

Niet iedereen heeft het in zich om eloquent te kunnen spreken. En dat hoeft ook niet. Een advocaat doet er verstandig aan zich zoveel mogelijk overeenkomstig zijn constitutie te gedragen. Uiteraard kan het verstandig zijn om bijvoorbeeld een presentatietraining te volgen, maar iemand moet niet proberen te zijn wat hij eenvoudigweg niet is. Zijn tijd en energie kan hij veel beter steken in het zo krachtig mogelijk onderbouwen van zijn argumenten, en in een logische structuur van zijn betoog waarin hij zich toespitst op waar het daadwerkelijk om gaat: geen woord teveel, maar ook geen woord te weinig. Na 20 minuten verslapt de aandacht gewoonlijk toch. En hopelijk wordt hij alleen afgerekend op het resultaat dat hij boekt, of onverhoopt niet boekt, voor zijn cliënt, en niet op de mate van welsprekendheid die hij heeft ten toon gespreid. Maar ongetwijfeld komt het ook voor dat een advocaat, wanneer hij een zaak glansrijk verliest, juist door zijn welsprekendheid zijn declaratie voldaan ziet worden door een cliënt die in ieder geval juist daarom zeer over hem te spreken is.

Karel Frielink
(Advocaat, Partner)

(2 oktober 2017)

.

Comments are closed.