OVER DE UITVAARTONDERNEMER DIE NIET WILDE STOPPEN

Geen concurrentiebeding, wel onacceptabele concurrentie

Meneer A heeft een goed draaiende uitvaartonderneming. Met zijn onderneming is hij in een bepaalde regio in Nederland actief. Meneer B is ook uitvaartondernemer, maar actief in een andere regio in Nederland. Meneer A verkoopt op enig moment zijn onderneming aan meneer B. Onderdeel van de koopovereenkomst is dat meneer A zich verplichtte om in persoon beschikbaar te zijn voor het regelen van uitvaarten tegen een vergoeding van € 600,- per uitvaart.

Na een tijdje ontdekt meneer B dat meneer A actief is in de regio waarin hij ook vóór de verkoop van zijn onderneming actief was en wel als uitvaartondernemer, maar niet in opdracht van meneer B. Meneer B is het daar niet mee eens en het geschil loopt uit op een procedure. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is het blijkens zijn arrest van 27 mei 2014 eens met meneer B (ECLI:NL:GHSHE:2014:1502).

Het Gerechtshof is, net als de rechtbank, van oordeel dat meneer A in de regio waarin de door hem verkochte onderneming actief is, niet gehele uitvaarten mocht regelen en de winst zelf mocht genieten, omdat hij die onderneming nou juist voor goed geld had verkocht. Het Gerechtshof overweegt voorts:

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, naar de aard van de overeenkomst, voort dat [meneer A] zich moet onthouden van concurrentie met de onderneming die hij heeft verkocht aan [meneer B]. Dit geldt ook indien, zoals hier, partijen geen concurrentiebeding in de koopovereenkomst hebben opgenomen.

Meneer A had nog betoogd dat hij de uitvaarten (negen stuks) op verzoek van vrienden en familie heeft verzorgd. Volgens het Gerechtshof mocht meneer A niet zomaar voldoen aan specifieke verzoeken van familie of vrienden om uitvaarten te verzorgen. Hij was gelet op de overeenkomst, waarin hij zijn uitvaartonderneming aan meneer B verkocht, gehouden deze verzoeken met meneer B te bespreken en, indien meneer B ermee instemde dat meneer A gezien zijn persoonlijke band met de klanten de werkzaamheden verrichtte tegen het vooraf in de koopovereenkomst afgesproken tarief, eraan mee te werken dat de omzet van de uitvaarten in de boeken van meneer B werd verantwoord en dat de winst aan meneer B toekwam. Het argument van meneer A dat de klant een vrije keuze heeft, kon meneer A in deze zaak niet helpen.

Meneer B heeft zich op de ontbinding van de koopovereenkomst beroepen. En omdat negen uitvaarten op gemiddeld vijftig per jaar substantieel is, mocht meneer B zich ook op de ontbinding beroepen, aldus het Gerechtshof. Dit zou anders kunnen zijn, aldus het Gerechtshof, indien de keuze van meneer B om de koopovereenkomst te ontbinden onder de omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, maar concrete feiten die deze conclusie rechtvaardigen zijn niet gesteld.

Degene die zijn onderneming wil verkopen moet stilstaan bij de vraag of hij na de verkoop nog actief mag zijn in dezelfde branche (en regio), dus activiteiten mag ontplooien die concurreren met de onderneming die hij heeft verkocht. Wie verstandig is zorgt ervoor dat daarover vooraf goede afspraken worden gemaakt en vastgelegd. De één zijn dood is namelijk niet altijd des verkopers brood!

Karel Frielink
(advocaat)

(2 juni 2014)

.

Comments are closed.