QUASI-BESTUURDER OF GEWOON DE BAAS?

Dat hangt af van de feiten

Gaat een rechtspersoon (denk aan een NV of BV) failliet dan is elke (statutaire) bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort van de failliete boedel, indien er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De wet bepaalt dat met een bestuurder wordt gelijkgesteld degene die (gedurende het relevante tijdvak) het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. Er wordt ook wel over quasi-bestuurder gesproken. Denk bijvoorbeeld aan degene die door het geven van instructies, bevoegd of onbevoegd, met een zekere regelmaat een bepaald beleid afdwingt: ook die heeft als beleidsbepaler te gelden. Gedacht kan ook worden aan een politieke partij of een Minister die (nogal dominant) druk uitoefent op een bestuur om bepaalde besluiten te nemen. Ook zij kunnen derhalve onder omstandigheden gelijkgesteld worden met een bestuurder en als zodanig aansprakelijk zijn.

In Nederland speelde een geval waarin een persoon (we noemen hem hier A) was aangesteld als interim-manager, maar niet als statutair bestuurder. Aan het personeel werd hij als de “nieuwe baas” gepresenteerd. En hij bemoeide zich met alles wat met de dagelijkse gang van zaken in dit bedrijf te maken had. Toen het bedrijf failliet ging hield de curator niet alleen de statutair bestuurder aansprakelijk, maar ook deze interim-manager. Een van de verwijten was dat de boekhouding niet op orde was, en dat leidt, kort gezegd, tot het vermoeden dat er (ook voor het overige) sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur, en het vermoeden dat het onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De rechtbank had A veroordeeld, maar in hoger beroep werd de vordering van de curator door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 februari 2015 alsnog afgewezen (ECLI:NL:GHARL:2015:1091).

Beide partijen hadden allerlei getuigen laten horen. Volgens het Gerechtshof komt uit deze verklaringen het beeld naar voren dat A tijdelijk, als bedrijfsleider/interim-manager om de statutaire bestuurder (we noemen hem B) “uit de wind te houden”, de leiding had over de feitelijke gang van zaken binnen het bedrijf en als “de baas” het aanspreekpunt was voor het personeel, terwijl B zich feitelijk weinig met het bedrijf bemoeide maar achter de schermen de gang van zaken in de gaten hield, belangrijke beslissingen nam, overleg had met de accountant en de banken en de grote lijnen bepaalde.

Hoewel A de titel van algemeen directeur had en zich met van alles en nog wat bemoeide, is volgens het Gerechtshof niet komen vast te staan dat A het beleid bepaalde ten aanzien van het personeel, de toeleveranciers en de financiële gang van zaken binnen het bedrijf. A was er voor het regelwerk (zoals B heeft verklaard), maar het beleid binnen het bedrijf werd uiteindelijk nog altijd bepaald en beslist door B zelf (de statutair bestuurder). Er zijn volgens het Gerechtshof onvoldoende feiten komen vast te staan die de conclusie rechtvaardigen dat A het beleid van het bedrijf heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder. De vordering van de curator werd dan ook afgewezen.

Deze zaak toont nog maar eens aan dat het van de (vaak vele) feiten en omstandigheden afhangt of gezegd kan worden dat iemand zoveel invloed heeft op het beleid, dat hij gelijkgesteld kan worden met een statutaire bestuurder. In het Caribische deel van het Koninkrijk is dat niet anders.

Karel Frielink
(advocaat)

11 maart 2015

.

Comments are closed.