AANSPRAKELIJKHEID NIEUWE VENNOOT

Hoge Raad schept duidelijkheid

De Landsverordening personenvennootschappen van Curaçao (1 januari 2012) en St. Maarten (1 april 2014) noemt twee hoofdvarianten van de personenvennootschap: de openbare vennootschap en de stille vennootschap. De openbare vennootschap is de vennootschap (i) tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf dan wel tot het verrichten van beroeps- of bedrijfshandelingen, die (ii) op een voor derden duidelijk kenbare wijze naar buiten optreedt (iii) onder een door haar als zodanig gevoerde naam (art. 7:801 lid 1 BW).

De vennoten van een openbare vennootschap zijn hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vennootschap. Gaat het om een commanditaire vennootschap (CV) dan geldt dat de gewone vennoten hoofdelijk zijn verbonden voor de verbintenissen van de CV; de commanditaire vennoten zijn niet verbonden voor dergelijke verbintenissen.

Artikel 7:824 lid 2 BW bepaalt dat een vennoot die toetreedt of opvolgt, slechts is verbonden (lees: aansprakelijk is) voor de verbintenissen die na zijn toetreding of opvolging zijn ontstaan. Met andere woorden: hij kan niet voor de oude schulden worden aangesproken.

Blijkens de Memorie van Toelichting gaat genoemd tweede lid ervan uit dat voor het aanvaarden van hoofdelijke verbondenheid van toetredende vennoten voor op het moment van hun toetreden reeds bestaande verbintenissen van de vennootschap geen deugdelijke grond kan worden aangewezen. Zaakcrediteuren behouden, aldus de MvT, bij een dergelijke toetreding hun aanspraken jegens de reeds aanwezige vennoten en jegens de vennootschap, waarbij zij verhaal kunnen blijven nemen op de goederen van de vennootschappelijke gemeenschap. Hun rechten worden niet verkort. Van aansprakelijkheid voor het geheel van een toetredende vennoot bij een tekortkoming in de nakoming van een vóór zijn toetreden door de vennootschap ontvangen opdracht, is geen sprake indien die tekortkoming vóór zijn toetreden plaatsvond en deze reeds hierom niet aan hem kan worden toegerekend.

In Nederland kent men, naast de CV, nog de vennootschap onder firma (VOF). Daar bestond jarenlang onduidelijkheid over de vraag of de nieuw toegetreden vennoot van een VOF of de nieuwe beherend vennoot van een CV persoonlijk kan worden aangesproken voor schulden die voor zijn aantreden als vennoot zijn ontstaan. In zijn arrest van 13 maart 2015 heeft de Hoge Raad zich over die vraag uitgelaten (ECLI:NL:HR:2015:588). De Hoge Raad:

Volgens art. 19 lid 1 WvK zijn de beherende vennoten van een commanditaire vennootschap hoofdelijk verbonden. Art. 18 WvK, dat ingevolge art. 19 lid 2 WvK eveneens van toepassing is op de beherend vennoten van een commanditaire vennootschap, bepaalt voor de vennootschap onder firma dat elk der vennoten hoofdelijk verbonden is “wegens de verbindtenissen der vennootschap”. Daarin valt geen beperking te lezen tot verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat een vennoot is toegetreden. Voorts brengt de strekking van de art. 18 en 19 lid 1 WvK mee dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten alle schulden betreft die ten tijde van hun toetreding tot de vennootschap bestaan, of nadien ontstaan. Deze bepalingen beogen immers de schuldeisers van een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap te beschermen in een situatie waarin het (van dat van de vennoten) afgescheiden vennootschapsvermogen ontoereikend is om aan alle verbintenissen van de vennootschap te voldoen, door hun een verhaalsmogelijkheid te geven op het vermogen van de (beherend) vennoten zelf.

(…)

De omstandigheid dat bij deze wetsuitleg de bestaande schuldeisers van de vennootschap er met de toetreding van een nieuwe vennoot een verhaalsmogelijkheid bij krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Daarvoor bestaat een deugdelijke grond, te weten dat deze schuldeisers een rechtsbetrekking zijn aangegaan met een vennootschap voor de verbintenissen waarvan de (beherend) vennoten krachtens de wet persoonlijk instaan. Het aanvaarden van hoofdelijke aansprakelijkheid van (beherend) vennoten van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap voor bij hun toetreden reeds bestaande verbintenissen van de vennootschap dient bovendien de rechtszekerheid. Een onderzoek naar het ontstaansmoment van verbintenissen van de vennootschap, met het oog op de vraag welke vennoot of vennoten daarvoor kan of kunnen worden aangesproken, kan dan immers achterwege blijven.

Naar Nederlands recht geldt dus dat de nieuwe vennoot van een VOF of de nieuwe beherend vennoot van een CV hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de VOF respectievelijk de CV die zijn ontstaan voordat hij als vennoot tot de vennootschap toetrad. Voor de BES-eilanden en Aruba is dit arrest van de Hoge Raad relevant. Er is wat dat betreft dus een wezenlijk verschil tussen Nederland, Aruba en de BES-eilanden enerzijds, en Curaçao en St. Maarten anderzijds.

Karel Frielink
(advocaat)

17 maart 2015

.

Comments are closed.