FAILLISSEMENT VENNOOTSCHAP VERNIETIGD

Activa desondanks verkocht door curator

Op 11 november 2016 wees de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2577) arrest in een Nederlandse faillissementszaak. De feiten komen in het kort hierop neer, dat een vennootschap op 20 augustus 2014 failliet is verklaard, dat het faillissement op 9 oktober 2014 in hoger beroep is vernietigd en dat het tegen die vernietiging gerichte cassatieberoep is verworpen bij arrest van de Hoge Raad van 6 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:530).

Op of omstreeks 22 november 2014, dus na vernietiging van de faillietverklaring, heeft de curator zaken die in eigendom toebehoorden aan de vennootschap verkocht en geleverd aan een derde. De verkoop vond plaats vóór het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak waarbij het faillissement werd vernietigd, dat wil zeggen, dat die uitspraak nog geen definitieve werking had gekregen.

Artikel 13 van de (Nederlandse) Faillissementswet bepaalt, voor zover hier van belang, dat, indien ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, handelingen van de curator, verricht vóór de vernietiging, geldig en verbindend voor de schuldenaar blijven. Terzijde: in artikel 10 van het Faillissementsbesluit 1931 (van onder andere Curaçao) is hetzelfde bepaald.

In dit geval heeft de curator de bedoelde zaken rechtsgeldig verkocht en is de vennootschap daaraan gebonden. Het Gerechtshof (ECLI:NL:GHARL:2015:5017) heeft geoordeeld dat handelingen die zijn verricht tijdens de faillissementstoestand als rechtsgeldig moeten worden aangemerkt ook al is het vonnis van faillietverklaring vernietigd en blijkt achteraf dat er geen faillissement was. De Hoge Raad is het daarmee eens:

Het oordeel van het hof strookt met de regel van art. 13 Fw dat handelingen van de curator die zijn verricht na vernietiging van het vonnis tot faillietverklaring, maar vóór of op de dag waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig art. 15 Fw is voldaan, voor de schuldenaar geldig en verbindend blijven (vgl. HR 22 oktober 1940, NJ 1941/431).

De vennootschap is dus aan de verkoop gebonden. De Hoge Raad voegt daaraan het volgende toe:

Opmerking verdient dat van een curator mag worden verwacht dat hij terughoudend gebruik maakt van zijn bevoegdheden in een situatie als de onderhavige, waarin het vonnis tot faillietverklaring is vernietigd, maar deze vernietiging nog niet onherroepelijk is geworden (vgl. de parlementaire geschiedenis zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.12). Uitoefening van een bevoegdheid met onomkeerbare gevolgen dient in beginsel te worden beperkt tot gevallen waarin deze in het belang is van de boedel en uitstel in de gegeven omstandigheden, gelet op alle betrokken belangen, niet kan worden geduld, zoals wanneer deze uitoefening noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming van de schuldenaar.

Of het optreden van de curator in dit geval in het belang van de boedel en de vennootschap was en of de curator daarmee zijn bevoegdheden heeft overschreden was in cassatie overigens niet aan de orde.

De curator is wel eens aangeduid als een octopus. Daarmee wordt bedoeld dat hij met iedere benoeming in zekere zin in het diepe wordt gegooid, omdat hij zich de relevante zaken op hele korte termijn eigen moet maken, en omdat hij vanwege de hoeveelheid bij een faillissement betrokken en deels tegenstrijdige belangen vaak wel acht armen nodig heeft om aan alle wensen en eisen het hoofd te bieden. Men had de curator evengoed als duizendpoot kunnen omschrijven.

Een curator moet keuzes maken en beslissingen nemen. Hij treedt in de eerste plaats op als belangenbehartiger van de gezamenlijke crediteuren. Daarnaast moet hij rekening houden met individuele belangen, zoals die van de pand- en hypotheekhouders, van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven pand- en hypotheekhouders en beperkt gerechtigden gaan, van de boedelschuldeisers, van de schuldenaar en van de boedel in het algemeen (zie verder mijn artikel ‘Tegenstrijdige belangen in het insolventierecht’, Tijdschrift voor Insolventierecht 4/2001, p. 115-123).

Karel Frielink
(12 november 2016)

.

Comments are closed.