AANSPRAKELIJKHEID VAN DE CURATOR

Bij gebondenheid aan regels geen beleidsvrijheid

Al weer wat jaren geleden schreef ik over tegenstrijdige belangen in het insolventierecht (Tijdschrift voor Insolventierecht 4/2001, p. 115-123). Ik schreef toen dat bijzondere kenmerken van de taak van een curator meebrengen dat zijn eventuele persoonlijke aansprakelijkheid dient te worden getoetst aan een zorgvuldigheidsnorm die daarop is afgestemd. Deze norm komt hierop neer dat een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht (HR 19 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2047 inzake Maclou).

Tot op zekere hoogte kunnen kennis en ervaring die boven de minimumeisen uitgaan de norm in een concreet geval inkleuren: er is immers niets op tegen om uit te gaan van een curator met dezelfde kennis en ervaring als de aangesprokene. Bij de beoordeling van het doen en laten moet een onderscheid worden gemaakt tussen het naleven van strikte wettelijke en contractuele verplichtingen, en die aangelegenheden waar de curator een zekere beleidsruimte heeft. In het laatste geval past een zekere terughoudendheid bij de tot oordelen geroepen rechter en zou zijn toetsing als marginaal kunnen worden aangeduid, zo schreef ik toen. En dat alles geldt nog steeds.

Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem dus in beginsel een ruime mate van vrijheid toe (HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU4204 inzake Prakke/Gips).

Voor zover de curator echter wel is gebonden aan regels, heeft hij de genoemde beleidsvrijheid volgens de Hoge Raad niet (HR 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2067, inzake De Klerk q.q.). Komt hij die regels niet na, dan zal hij in beginsel op die grond persoonlijk aansprakelijk zijn jegens degenen met de belangen van wie hij bij de naleving van die regels rekening diende te houden. Dat de curator bij zijn gebondenheid aan regels niet de genoemde beleidsvrijheid heeft, betekent echter niet dat het enkele niet naleven van die regels steeds tot zijn persoonlijke aansprakelijkheid leidt. Dat hangt af van de omstandigheden van het geval.

In het geval waarin de Hoge Raad op 9 november 2018 uitspraak deed, ging het om een huurder van een winkelpand die in staat van faillissement verkeerde. In de huurovereenkomst was een verbod van onderhuur opgenomen. In strijd met dit verbod had de curator toegestaan dat een derde gebruik maakte van het gehuurde winkelpand. In rechte is geoordeeld dat de curator een persoonlijk verwijt treft en dat hij aansprakelijk is voor de schade.

Karel Frielink
(Advocaat, Partner)

(22 november 2018)

.

Comments are closed.